BOEKWIJZER INTERVIEWT ANNET HUIZING

©Dorien Koppenberg 

In een van de woonboten aan de prachtige Utrechtse Leidsekade woont Annet Huizing. Ze schreef in 2014 haar eerste fictieboek Hoe ik per ongeluk een boek schreef (10+) en won er meteen een Zilveren Griffel mee.

Ik las het boek tijdens een weekendje weg en verscheen met rode ogen aan de borrel. Ik was zo ontroerd, en tegelijkertijd zo onder de indruk. Dit boek heeft heel veel in zich. Levenslessen, handvatten (ook voor ouders) en schrijflessen vallen in een klein, intiem verhaal allemaal precies op de juiste plek.

Ik mag hier alvast aankondigen dat Boekhandel van Rossum in samenwerking met boekwijzer.com op 15 november een workshop van Annet Huizing organiseert. Aan het eind van dit interview kun je daar wat meer over lezen.

Boekenkast Annet HuizingHad de titel van dit interview ook: ‘Hoe Annet per ongeluk een boek schreef?’ kunnen zijn?
Misschien eerder: ‘Hoe ik per ongeluk een goed idee kreeg’. Ik ben nu twintig jaar tekstschrijver en heb nooit de ambitie gehad om fictie te schrijven. Ik had ook nooit gedacht dat ik dat zou kunnen. Maar dit boekidee – een meisje dat schrijfster wil worden en schrijft over hoe ze leert schrijven – drong zich zomaar op en móést ik gewoon gaan uitwerken. Dat betekende wel dat ik me grondig moest verdiepen in fictie schrijven. Via hoofdpersoon Katinka schreef ik uiteindelijk mijn eigen leerproces op. Alleen had ik geen Lidwien (Boekwijzer: Lidwien is de schrijfcoach van Katinka), maar een stapel boeken over schrijven. Ik heb veel onderzoek gedaan en de schrijftips die ik belangrijk vond in Lidwien samengebracht. Daar moet ik wel meteen bij vertellen dat het verhaal over Katinka en haar moeder leidend was bij het schrijven van het boek, en niet de schrijftips. Ik dacht: ik moet niet vertéllen hoe je een boek schrijft, ik moet het laten zíén. Show, don’t tell dus. Toen ik besloten had dat het geen educatief, maar een fictief kinderboek zou worden – fictie over fictie schrijven – heb ik mijn werktafel met alle boeken en systeemkaartjes leeggemaakt en de schema’s die op mijn ramen hingen weggehaald. Ik dacht: de schrijfregels die echt belangrijk zijn, komen tijdens het schrijven wel weer bovendrijven. En als een schrijftip niet vloeiend in het verhaal paste, kwam hij er niet in.

In een van de blogs die je schreef over het schrijfproces las ik dat die methode – grondig research doen en vervolgens alles weer loslaten – ook echt werkte voor je. Werd je daar niet zenuwachtig van?
Het hielp dat ik me had voorgenomen om niet te streven naar volledigheid. Ik weet uit ervaring als eindredacteur dat ‘alles willen vertellen’ dé fout is van veel inhoudsdeskundigen. Hoe ik per ongeluk een boek schreef hoeft op het vlak van schrijftips niet het ultieme boek te zijn. Het gaat er niet om dat je alles vertelt, het gaat erom dat je kinderen nieuwsgierig maakt en inspireert. En als ik te strak was blijven vasthouden aan het researchmateriaal, hadden Katinka en Lidwien nooit hun eigen, natuurlijke stem gekregen. Deze werkwijze zal ik ook zeker weer in volgende boeken toepassen. Ook in de tekstschrijverij deed en doe ik dat, anders schrijf je te veel in de stijl van je bronmateriaal en praat je te weinig tegen de lezer. Dus ik had al wel de ervaring dat het uiteindelijk op z’n pootjes terecht zou komen
.

De educatieve en verhalende stukken vallen als een puzzel in elkaar. Was het ook echt puzzelen om dat voor elkaar te krijgen?
Ja, dat was een technische uitdaging en zo ging ik ook te werk. Ik had al snel door dat de verhaallijnen elkaar moesten raken en beïnvloeden. Door de schrijflessen ontdekt Katinka dingen over zichzelf en haar dode moeder, en wordt Lidwien ook gedwongen uit haar veilige cocon te komen. Regelmatig spreidde ik de blaadjes uit over de vloer om met een helikopterblik naar het geheel te kijken. Zat er voldoende variatie in de vorm waarin de schrijftip werd gegeven? Zat er voldoende ritme en spanning in het verhaal en was het nog wel een logisch geheel? Met verschillende kleuren markeerde ik welke personages aan het woord waren en of ze niet te lang uit beeld verdwenen. Een verhaal verzinnen doe je met je fantasie, en ook met logisch nadenken trouwens, maar het goed opschrijven is uitermate technisch. Sommige mensen zijn bang dat techniek het gevoel in de weg zit, dat het een kunstje is. Dat zou suggereren dat je een verhaal dat je in je hoofd en hart hebt zó op papier krijgt. Ik geloof dat het tegendeel waar is. Techniek helpt me juist. Vergelijk het maar met pianospelen: je kunt nog zulke mooie melodieën in je hoofd hebben, om ze over te brengen, heb je veel technische vaardigheden nodig.

De schrijver moet klaarwakker blijven om de dromerige wereld waarin de lezer zich onderdompelt te creëren?
Ja, ze noemen dat ook wel de fictionele droom. Je wilt dat de lezer in het verhaal zit en zich niet bewust is van de hand van de schrijver. Maar als jij als schrijver een fout maakt – als je plotsignalen niet inlost of als je de hoofdpersoon opeens een andere haarkleur geeft – dan haal je de lezer uit die droom. Ik las een keer in een boek dat iemand die slechtziend was een ‘veelbetekenende blik’ uitwisselde met haar zus. Dan haak ik al af. Ook door het woord ‘veelbetekenend’ trouwens. Nou ben ik wel een erg kritische lezer. Ik ben nogal beroepsgedeformeerd na twintig jaar tekstschrijven en redigeren. De afgelopen tien jaar heb ik heel weinig romans gelezen, misschien maar tien of zo. Als ik een roman las, deed ik dat met mijn eindredacteursbril op: hoe kan het verhaal concreter, puntiger, beeldender? Ik kon helemaal niet meer in een boek komen. Sinds een half jaar lees ik weer meer. Maar het verhaal moet me wel pakken. Het mooist is als je achteraf niet meer weet of het een boek was of een film. Dat had ik heel sterk bij het boek Beminde van Toni Morrison. Maar ik zie ook nog steeds scènes voor me uit Heidi, uit Emiel van de Hazelhoeve – die in mijn jeugd nog Michiel heette – en uit Marijke van Cissy van Marxveldt.

Zie jij een verhaal voor je als scènes uit een film?
Ja, ik schrijf zelf ook in scènes. Ik maak filmpjes in mijn hoofd. Daar komen hoe langer hoe meer details bij: wat gebeurt er, hoe ziet de omgeving eruit, hoe praten de personages, wat doen ze en hoe voelt dat? Ik ga pas achter de computer zitten als ik de hele scène in mijn hoofd kan afdraaien. Het opschrijven zelf kost me dan niet zo veel moeite meer. Ik denk niet lang na over woordgebruik of zinsbouw. Sommige scènes stonden in één keer op papier, afgezien van wat kleine redactionele ingrepen. Misschien komt dat ook wel door mijn ervaring als tekstschrijver. Helder en vlot formuleren zit inmiddels in mijn genen. Het uitdenken van een verhaal is het lastigst. De drijfveren van de personages, hun worsteling, hun ontwikkeling, hun onderlinge verhoudingen en de invloed die ze op elkaar hebben, je moet alles samenbrengen in een geloofwaardige verhaallijn en vertellen in concrete handelingen en dialogen. En dan moet er natuurlijk ook een goede spanningsboog in zitten. Daar had ik geen ervaring mee.

Lukte dat in een keer bij Hoe ik per ongeluk een boek schreef?
In de eerste versie was Lidwien te veel alleen een schrijfjuf, vond Lemniscaat. En daar was ik het helemaal mee eens. Toen ze het zeiden, wist ik meteen: dit klopt. Haar drijfveren en worsteling waren te weinig zichtbaar, terwijl het contact met Katinka haar weer in beweging zet. De zoektocht van Katinka maakt bij Lidwien ook iets los. Haar backstory moest dus meer doorklinken in het verhaal. Dat was wel lastig, want het moest allemaal via het perspectief van Katinka. Ik zie nu ook pas goed dat je als schrijver een klein stukje laat zien van een groter verhaal. Je presenteert de lezer een soort uitsnede. Alles wat buiten het kader gebeurt en gebeurd is, heeft ook zijn weerklank op het verhaal. Juist door de dingen die je weglaat maar als schrijver wel weet, krijgen je personages kleur en diepgang en worden ze mensen van vlees en bloed.

Hoe ben je eigenlijk bij Lemniscaat terechtgekomen?
Op de ouderwetse manier: ik heb mijn manuscript gewoon in een envelop gestopt en naar Lemniscaat gestuurd. Na twee weken werd ik gebeld door Jean Christophe, de uitgever. Hij had me uit de zogenoemde ‘slush pile’ gevist, de stapel ongevraagd aangeboden manuscripten. Ik was flabbergasted. Volgens mij heb ik dat ook gestameld. Natuurlijk wist ik wel dat het goed geschreven was, maar ik twijfelde of het verhaal wel interessant genoeg was om uit te geven. Er zitten geen extreme personages in en er gebeurt niet veel heftigs. Geen ‘dramatic turning point’, zoals Katinka zelf schrijft. Jean Christophe vond het juist mooi dat mijn boek bevolkt werd door warme personages, die toch elk hun eigen worsteling hebben. Het ‘kleine’ en subtiele van het verhaal sprak hem aan.

Toen ik voor het eerst bij Lemniscaat was geweest en weer in de tram zat, dacht ik: hebben ze eigenlijk wel gezegd dat ze het boek gaan uitgeven? Ik ging er helemaal aan twijfelen. We hadden over de personages gepraat, het was een zinvol gesprek, maar we hadden niet over een contract gesproken en ook niet over een planning. Ze hadden wel verteld dat ze het heel goed vonden, en ook waarom, maar dat durfde ik niet te geloven. Ik was lichtelijk in paniek. Wat als het me niet lukte om het verhaal nog beter te maken? Dan zou het niet worden uitgegeven… Ik was helemaal geblokkeerd. Ik heb meteen De blokkade van Renate Dorrestein gelezen, haha.

Hoe heb je jezelf weer aan het schrijven gekregen?
Vooral door niet achter de computer te gaan zitten, maar al wandelend, fietsend en tuinierend een beetje te mijmeren over mijn personages. Zo was het manuscript tenslotte ook ontstaan. Ik moest eerst het ‘moeten’ loslaten. Daarna kwam er weer ruimte voor creativiteit. Gelukkig zette Lemniscaat er totaal geen druk op. De begeleiding was echt fantastisch. Pas toen we het gevoel hadden dat alle stukjes op hun plek lagen, werd mijn boek in de planning gezet. Tja, en de rest is bekend. Mooie recensies, vertalingen en een Zilveren Griffel.

Annet Huizing Zilveren GriffelWat doet dat met je?
Ik kijk er nog steeds met een soort verbazing naar. ‘Wie had dat van mij gedacht’, dat gevoel heb ik een beetje. Ik ben niet zo zelfverzekerd. Hoe vaak ik tijdens het schrijven niet heb gedacht: ‘Dit wordt toch niks…’ Die Zilveren Griffel geeft me zelfvertrouwen. Ik zeg weleens voor de grap tegen mijn man Mathieu: ‘Ik ben nu iemand.’ Ja, ik vind het zelf ook wat zot klinken hoor, maar het werkt kennelijk wel zo bij mij. Ik ben bezig een idee uit te werken voor een informatief kinderboek en ik heb een aanzet voor een nieuwe jeugdroman. Nu zijn mijn gedachten wat realistischer. Meer van: ‘Het zou wat kunnen worden.’ Of: dit wordt een Gouden Griffel, ha ha! Want ik ben dan wel onzeker, ik leg tegelijkertijd de lat erg hoog voor mezelf. Een vermoeiende combinatie, kan ik je vertellen.

Wat meer zelfvertrouwen mag ook wel als je je lezers zo weet te ontroeren. Er zijn stukjes die ik niet met droge ogen kan lezen.
Ik had van tevoren niet verwacht dat zo veel mensen ontroerd zouden raken door bijvoorbeeld die scène met dat filmpje. Ik denk dat ik me goed kan inleven in andere mensen, en dus in mijn personages. Maar ik ‘speelde’ de scènes voordat ik ze opschreef ook na. Ik dacht: wat doe je als je een filmpje wilt zien maar tegelijkertijd niet durft te kijken? Dan doe je je handen voor je ogen en kijk je door een spleetje. Dat heb ik dus nagespeeld. En net als Katinka ben ik op Terschelling door de duinen en het prikkende helmgras naar zee gerend. Ik ben de zee in gedoken. Ik heb een rondleiding gekregen in een crematorium. En de ontmoeting met Dirkje heb ik op de veerboot naar Harlingen geschreven.

Ik heb zelf moeten huilen toen ik bepaalde stukjes opschreef. Dat dat bij anderen ook gebeurt, vind ik bijzonder. Toen ik het manuscript net af had, heb ik het voor het eerst helemaal aan Mathieu laten lezen. Ik ben gaan fietsen en zat bij Ouderkerk op een terrasje toen hij belde. Ik schrok, want hij klonk zo raar. ’Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. ‘Prachtig,’ snikte hij.
Ik weet eerlijk gezegd niet waar ik het allemaal vandaan heb gehaald. Dat heeft me ook wel een beetje verbaasd. Sommige ideeën voor scènes kwamen zomaar invliegen en bleken als een puzzelstukje in het verhaal te passen. Dat waren de magische momenten. Een scène die me zelf heeft ontroerd, is het moment dat Katinka naar voren klautert in de auto nadat ze Dirkje hebben afgezet. Katinka gaat naast haar vader zitten, de stoel is nog warm van Dirkje, terwijl haar broertje achter in de auto doorslaapt. Terwijl ze terugrijden, gaat het regenen. Ik schreef die scène zomaar in een keer op. Ik dacht later: Waarom staat die radio zachtjes aan? Waarom heb ik het laten regenen? Waarom noem ik die ruitenwissers? Wat voegt dat toe? Toen zag ik dat die details de scène knusser, intiemer maken. Ze onderstrepen de bijzondere band die Katinka heeft met haar vader. En die radio maakt duidelijk dat ze geen woorden nodig hebben.

Naast ontroerend en leerzaam vind ik het boek ook erg toegankelijk. Ik schreef een keer over De regels van drie: ‘De kracht van Hof zit meer in het weglaten van woorden dan in de uitgebreide beschrijvingen’. Dat had ik ook over dit boek kunnen schrijven.
Je bent niet de eerste die me met Marjolein Hof vergelijkt. Dat vind ik een groot compliment. Ik had overigens nog nooit iets van haar gelezen. Ik hoop en denk ook wel dat het me gelukt is een toegankelijk boek te schrijven. Ik heb best een strakke schrijfstijl, en gebruik geen lange zinnen, moeilijke woorden of filosofische verhandelingen. In een goed verhaal hoef je de lezer niet uit te leggen wat de personages voelen. Hoe ik per ongeluk een boek schreef is daardoor ook niet zo dik geworden.

Kunnen we over een tijdje weer zo’n mooi verhaal voor kinderen verwachten?
Ik riep altijd: ik wil alleen iets schrijven waar mensen op zitten te wachten. Daarom wilde ik per se in opdracht schrijven. Maar ik heb nu zo veel persoonlijke reacties gekregen, zowel van kinderen als van volwassenen. Dat ze ontroerd waren, dat ze ervan genoten hebben. Heel bijzonder en heel fijn om te horen. Als niemand van mijn boek zou genieten, zou ik subiet stoppen, want schrijven is voor mij niet een soort innerlijke noodzaak. Maar nu mensen zeggen dat ze al uitkijken naar mijn volgende boek, heb ik echt zin om weer aan de slag te gaan. Ik vind het wel spannend, hoor. Dit concept was zo origineel, zoiets verzin je niet nog een keer, vrees ik. Maar het is ook gevaarlijk om iets vergelijkbaars te ‘verzinnen’, dan ga ik een kunstje herhalen en dan wordt het geforceerd. Dat wil ik niet.

Ik denk veel na over mijn nieuwe boek. Er spelen filmpjes in mijn hoofd. Ik zie de omgeving voor me. De hoofdpersonen praten al met elkaar. Ik moet om ze lachen. De komende tijd ga ik veel research doen en beginnen met schrijven. Een boek is als een boom. Die moet rustig groeien in mijn hoofd. Ik kan de groei niet forceren, maar ik kan de boom wel voeden. En dat is precies waar ik mee bezig ben.

Tips van Annet over schrijven:

Lees boeken over schrijven!
Het geheim van de schrijver van Renate Dorrestein is echt een must. Ik lees het telkens weer opnieuw.
Schrijfles van Nicolien Mizee is inspirerend en grappig.
In Over leven en schrijven legt Stephen King uit waarom hij zo min mogelijk bijwoorden gebruikt. En dat je niet bang moet zijn dat de lezer het niet begrijpt.
John Gardner vertelt in De kunst van het schrijven over de fictionele droom.

Lees op olifantenstapelen.nl nog veel meer over Annet en het schrijven van sprekende teksten voor kinderen. 

 

4 reacties op “BOEKWIJZER INTERVIEWT ANNET HUIZING

  1. Pingback: Schrijfworkshop Annet Huizing én Winactie - Boekwijzer

  2. Pingback: De boekwijzer-tipt-tafel (najaar 2017) – Boekwijzer

  3. Pingback: Annet Huizing vertelt over ‘De zweetvoetenman’ (9-99) (met filmpje en winactie) – Boekwijzer

  4. Pingback: De mooiste kinderboekentips voor de feestdagen – Boekwijzer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *