INTERVIEW MET PHILIP HOPMAN
DE OUDE BOLLENSCHUUR
Vroeger woonden mijn opa en oma in het huis waar wij nu wonen, het is de bakermat van onze familie. Veel van mijn neven en nichten wonen nog in de buurt. Ik kom uit een grote familie, alleen mijn vader komt al uit een gezin van dertien. Noud en ik zijn hier acht jaar geleden teruggekomen. Mijn moeder is in het aangrenzende huis blijven wonen en wij hebben deze oude bollenschuur omgebouwd tot woonhuis en atelier. We hebben veel oude elementen kunnen behouden. Zie je die latjes op het plafond? (Philip wijst naar boven) Tijdens de oorlog viel er een bom op het huis waar mijn moeder nu woont, het lag helemaal in puin. Deze bollenschuur had alleen schade aan het dak. Met de houten latjes uit het puin van de schuurtjes hebben mijn ooms dit hele dak opnieuw opgebouwd. Piet Hein Eek zou er een moord voor doen!
TEKENTALENT IN DE FAMILIE
Mijn broer Piet was een geweldige tekenaar. Hij is verongelukt toen hij achttien jaar oud was. Ik was toen veertien. Hij zat op de fiets, een taxichauffeur viel in slaap achter het stuur… Heel tragisch. Piet was extravagant en modieus; met plateauschoenen, wijde broeken, zijden sjaaltjes, een tropenhelm. En hij was een bevlogen tekenaar. Wat hij op zijn achttiende maakte, was al zo goed. Op zijn zolderkamer zat hij urenlang te tekenen. We hebben nog steeds werkjes van hem hangen in het huis van mijn moeder. Het was een fijne broer.
Ik kon lang niet accepteren dat hij er niet meer was. Ik moest weten wat zijn dood voor functie had. Op een gegeven moment ben ik naar zo’n reïncarnatieman gegaan om er vragen over te stellen. Hij vertelde me dat Piet zijn tijd op aarde was geweest. Het was een beetje hocus pocus, maar ik kon er wel wat mee. Mijn broer was heel bijzonder, hij was zijn tijd ver vooruit. Het was bijna alsof hij niet meer in deze wereld paste.
ETSEN EN SOEP MAKEN OP SCHOOL
Piet ging naar de Grafische MTS in Amsterdam. Ik wilde niet in zijn voetspoor treden, dat vond ik te ingewikkeld. Daarom koos ik voor de Rietveld Academie, maar daarvoor moest ik eerst met succes de havo afronden. Na vier ongelukkige jaren in Alkmaar besloot ik mijn laatste twee middelbare schooljaren door te brengen in Bergen. Het was een walhalla voor me: met tekenen, handvaardigheid, textiele werkvormen, dramatische expressie. En ik kreeg twee geweldige tekenleraren. Daarmee gingen we bijvoorbeeld in het weekend etsen. Dan bleven we gewoon op school, werd er soep gemaakt en gingen we aan de slag met zuren en metalen platen. Hun enthousiasme en geloof in mij hebben er mede voor gezorgd dat ik op de Rietveld Academie werd aangenomen.
NOUD
Noud en ik zijn in april 24 jaar samen. We leerden elkaar kennen in de Exit, een discotheek in Amsterdam. Het was al laat toen ik hem tegen het lijf liep. Hij was heel anders dan de exotische types waar ik daarvoor mee was en waar ik mijn bekomst wel van had. Hij zag er een beetje uit als een corpsbal, in zo’n Ralph Lauren-shirt met streepjes.. Ik dacht, die komt uit Blaricum, ook wel eens leuk voor een keer… Ik had toen nog een oorbel, dus hij dacht: grappig, zo’n ‘socio’.
De volgende dag werd ik wakker bij hem thuis, in een prachtig appartement. Vaag herinnerde ik me dat hij me had verteld dat het van zijn ex was en dat die ex er niet meer woonde. Die ochtend moest ik snel naar huis. Ik had een hond, die uitgelaten moest worden. ‘Zullen we hem meenemen naar het strand?’ vroeg Noud, en dat hebben we gedaan.
BUDDY’S
Het was een heel mooie dag in april. We slenterden over het strand van Bakkum en praatten over van alles. Mijn werk – het tekenen begon toen net een beetje te lopen – zijn studie rechten – hij had geen idee wat hij daarmee moest gaan doen. Over de wasserette van zijn ouders; hij bleek niet uit Blaricum te komen, maar uit Warnsveld, vlak bij Zutphen. Ik vertelde hem dat ik naar een concert was geweest van Mathilde Santing. Hij ontdekte dat dat een concert was voor buddy’s. We kwamen erachter dat we allebei een man waren verloren aan aids. Dat was dus de ex, van wie het appartement was…
We hebben tegen elkaar gezegd: we gaan geen verkering hebben, en zo. Geen serieus gedoe voor ons! Maar het was moeilijk om het oppervlakkig te houden, het was fijn om bij hem te zijn, we hoefden elkaar weinig uit te leggen.
Niet lang na die mooie dag op het strand zat ik met mijn buurman en goede vriend bij de Indonesische afhaal tegenover mijn huis. Hij vroeg me of ik ‘die jongen’ nog had gezien. ‘Nee hoor’, zei ik, ‘en dat gaat ook niet meer gebeuren…’ Op dat moment belde Noud: ‘Kom je straks langs?’ vroeg hij. Voor ik het wist had ik ‘JA’ geroepen. Die vriend keek me aan en zei: ‘Philip, je bent verloren. Geef het maar toe.’ En zo was het.
VALENTIJN EN FABIAN
In Amsterdam kochten Noud en ik met een aantal mensen een pand uit 1880 op de Oudezijds Achterburgwal. Het was als likeurstokerij gebouwd, een sigarettenfabriek geweest en daarna een kantoorpand. Met zo’n eclectische gevel, heel kitch. Wij woonden op vierhoog en op tweehoog woonden Carol en Erik met hun zoontjes Valentijn en Fabian. Over Valentijn heb ik een boek gemaakt. Ik ging hem als jong mannetje wel eens ophalen van zijn vioolles. Ik werd gegrepen door het plezier en het geloof waar hij mee speelde. Daar is het boek Valentijn en zijn viool uit ontstaan.
Fabian heeft model gestaan voor Ridder Florian. Hij heeft een prachtig markant gezicht, nog steeds. Veel van mijn werk is uit het leven gegrepen. Zo bestaat het kasteel waar ridder Florian woont echt, het staat in het Noord-Italiaanse streek Friulie.
BOER BORIS
Op een dag stond ons zoontje Boris – hij was toen drie – in zijn overalletje buiten en antwoordde volmondig BOER toen een van ons vroeg wat hij later wilde worden. Hij vond het geweldig al die tractors en dieren. Valentijn was al een puber toen Valentijn en zijn viool verscheen, dat wilde ik dit keer niet laten gebeuren. Ik ben met het plan naar Ted (van Lieshout) gegaan en hij is meteen gaan schrijven.
Meer uit het leven gegrepen wordt het niet. We verzinnen de verhaaltjes over Boer Boris met zo veel plezier en liefde. Ted kent mijn kinderen goed en heeft broertje Berend en zusje Sam vanaf deel twee de verhalen in geschreven. Net als neef Niels trouwens. Ted zag hem, een jongetje met rood haar en een brilletje, en vond het zo’n schattig mannetje: die mocht er ook in.
Het is echt overweldigend wat er is gebeurd, we weten niet wat ons overkomt. Er zijn inmiddels vijftigduizend boeken verkocht, exclusief de kleintjes. Dat is echt waanzinnig. Sinds de Nationale Voorleesdagen kent iedereen Boer Boris. Deze week hebben we Gottmer de schetsen laten zien van deel zes en er komt een app aan. Gelukkig heeft Ted al tot en met deel tien geschreven, we zijn er nog lang niet klaar mee.
SAMENWERKEN
Ik vind het fijn om samen wat te creëren. De tekeningen maak je toch in je eentje, dat is al eenzaam genoeg. Het is goed om met iemand te kunnen overleggen. Zoals nu: al de drukte rondom de Nationale Voorleesdagen is geweest, Boer Boris gaat naar de markt is binnen, en ik moet aan een nieuw boek beginnen. Zo’n leeg wit vel… Whaaaaa! Wat nu? denk ik soms. Maar dan kan ik Ted bellen en dan komt er wel wat.
De lijst van mensen met wie ik heb samengewerkt is lang. Het is nu rustiger. Dat komt ook omdat ik een paar dingen heb gekozen waar ik me op wil concentreren. Dit jaar ga ik vooral met Ted werken aan Boer Boris. En ik ga een heruitgave doen van een boek met Hans Hagen. Als het goed gaat dan til je elkaar naar een hoger niveau, met Ted en Hans is dat zeker het geval.
TED VAN LIESHOUT
Op een dag – al heel wat jaren geleden – reed ik naar Den Haag en zag ik Ted lopen op de Geldersekade in Amsterdam. Iets te laat toeterde ik, we waren hem al bijna voorbij. ‘Was jij dat?’ mailde hij me. Zo is er een e-mailcorrespondentie ontstaan tussen ons.
Toen we een tijd later samen naar Dubai gingen, kwam onze vriendschap echt tot bloei. Ted moest daar een lezing geven en vroeg me of ik meeging. Die reis was zo’n succes dat ik hem – toen ik een tijdje later gevraagd werd een school in Egypte te bezoeken – vroeg met mij mee te gaan. Binnenkort gaan we samen naar Istanbul.
HANS HAGEN
Met Hans werk ik al vijfentwintig jaar samen en het groeit nog steeds. We hebben net de Jenny Smelik-IBBY-prijs gewonnen voor Het Hanengevecht. In ons dankwoord vertelden we nog over onze samenwerking. Over hoe we dat doen samen, over onze reizen. Zo zijn we naar Ghana geweest voor De dans van de drummers. We hebben ook een keer een paardrijtocht van tweehonderdvijftig kilometer gemaakt door de Pyreneeën. Ik had Hans een verhaal verteld over iets wat me daar was overkomen en ter inspiratie voor een boek daarover besloten we de plekken uit mijn verhaal te bezoeken. Ik zal een deel van mijn belevenis met je delen:
Willem is een vriend van Noud en mij die in de Pyreneeën woont, hij is de fokker van onze paarden. Ik ben een keer een week op zijn veertig (!) paarden gaan passen. Alleen. Noud was lekker carnaval aan het vieren in Rio de Janeiro. Het was een week dat ALLES misging. Willem woont in een krot van een huis. Er was alleen maar koud water. Het regende de hele tijd. Tot overmaat van ramp braken de paarden uit. Er was een aardschok geweest (dat alleen al) en de paarden waren in paniek op de loop gegaan. Ik had toen net een training gevolgd over het oplossen van problemen met de slogan: Stop, Look, Correct. Daar ging ik dus:
STOP! Ik heb een probleem.
LOOK! Ik sta in de hei, het regent keihard, het elektrische hek ligt kapot op de grond, geen sleutel werkt, al de paarden zijn weg.
CORRECT! Na een tijdje werd ik gebeld door Catalaanse politiemannen. Ik spreek Spaans, geen Catalaans, maar ik kon er toch uit opmaken dat zij de paarden hadden gevonden. Gewapend met halsters ben ik naar ze toe gegaan. Samen hebben we de paarden teruggebracht.
‘Willem,’ zei ik toen hij terugkwam, ‘het was NIET TE DOEN dit.’ Maar ik was maar wat trots dat ik het helemaal alleen had opgelost.
EEN ANDERE ZOEKTOCHT
Het heeft lang geduurd voor ik over mijn werk kon denken: ik ben het waard om dit te kunnen doen. Dat heeft met allerlei dingen te maken. Lang heb ik bij werk van anderen gedacht: jezus wat geweldig. Terwijl ik bij mijn eigen werk geneigd was het in de prut te gooien als het eindelijk af was. Dan vond ik het stom of focuste ik me op die ene tekening waar een voet verkeerd stond. Ik vond eigenlijk dat ik minstens David Hockney moest zijn.
Daarnaast heb ik me lang degene gevoeld die in de plaats kwam van Piet, terwijl het verschil tussen Piet en mij groot is. Hij was een heel gepassioneerde tekenaar en was ik helemaal niet zo bevlogen. Ik wilde misschien ook wel zang gaan doen, was niet alleen met tekenen bezig. Dat heb ik nog steeds. Wij zitten hier nu gezellig te kletsen, terwijl ik eigenlijk zou moeten tekenen. Op de Rietveld Academie werd dat me ook wel nagegeven: ‘Philip, je belooft veel, maar…’ Ja, ik was net in Amsterdam komen wonen en enorm aan het pierewaaien geslagen. Dat had ik ook nodig. Ondertussen werkte ik echt wel, maar wel op mijn manier. De mensen die ik bewonder – Picasso, Rembrandt, Sieb (Posthuma), Piet – die waren altijd en alleen maar aan het werk, zeven dagen in de week. Ik dacht vaak: moet ik niet harder werken om meer te bereiken.
SIEB POSTHUMA
Voor Sieb was werken een obsessie. Toen hij besloot om wat minder te gaan werken, ging het fout. Kennelijk werkte hij ook om niet in een gat te vallen. Het is heel complex, want je moet toch ook ergens je voeding en inspiratie vandaan halen, afstand en rust kunnen nemen. Dat dat zo is fout is gegaan, vind ik enorm tragisch.
Sieb was een goede vriend. Een mooie man, succesvol en charmant, hij maakte de prachtigste dingen. Niet alleen boeken, ook decors, kostuums en opera. Het is verbijsterend hoe iemand van binnen zo ongelukkig en in de knoop kan zijn. Toen Sieb overleed zijn we veel samen geweest met de groep illustratoren en schrijvers die hem goed kenden.
ILLUSTRATOREN EN SCHRIJVERS ONDER ELKAAR
Het is een hecht gezelschap. Dat was het al en de dood van Sieb bracht ons nog dichter bij elkaar. We hebben elkaar beloofd mooie dingen te blijven maken en leuke dingen te blijven doen samen. Zo besloten we onlangs met een groepje – tijdens een etentje bij De Doffer – om samen naar de kinderboekenbeurs in Bologna te gaan. We kennen elkaar al lang, veel van ons hebben zelfs samen in de klas gezeten. Het is een kleine club waar ik veel vrienden in heb. Fijne, gevoelige mensen die ik hoog heb zitten, die allemaal hun eigen ding heel goed doen, op hun eigen manier. Er is geen na-ijver, we gunnen elkaar veel.
GELUKKIGER DAN OOIT
Het is een kunst om je eigen werk te leren waarderen, te erkennen dat het een succes is. Ik denk dat ik inmiddels zover ben. Ik werk hard, echt hard. 2014 was een krankzinnig jaar: Twee Boer Boris-delen, Ties en Trijntje met Yvon Jaspers, ik heb een trein beschilderd in een restaurant in Egmond, een nieuwe Ridder Florian gemaakt, de dood van Sieb… Ik was kapot aan het einde van het jaar. Maar op de een of andere manier klopt het allemaal.
Er gebeuren zo veel spannende dingen en ik doe nog steeds veel naast mijn werk. Vanmiddag ga ik lekker paardrijden, met Joukje Akveld, gisteren ben ik met Valentijn naar de film geweest, en ik repeteer elke maandag voor een uitvoering van Matthäus-Passion. Misschien heb ik niet de ‘beste’ mentaliteit, maar ik maak mijn boeken met heel veel plezier. En als ik het op mijn eigen manier doe, kan het kennelijk ook goed komen.
Het is uiteindelijk het belangrijkst dat ik het zelf leuk vind en dat ik het zelf leuk heb. Ik ben gelukkiger dan ooit.
Voor ik wegging, mocht ik de auto’s die in het atelier aan de wand hangen nog bewonderen.
Die maakt Philip samen met Noud, ook in opdracht! In alle soorten en maten… Als we een groter huis hebben en Joep zijn eigen kamertje krijgt, weet ik wel wat voor bed daarin komt te staan.
Op de website van Philip (die Fabian voor hem maakte) kun je veel informatie vinden.
Eerder schreef Boekwijzer een blog over de vier Boris Boer-boeken: https://boekwijzer.com/?p=907