‘Dat ik mezelf heb aanvaard zoals ik ben, voelt als een verlossing.’
Wat woon je in een fijn huis…
Wonen vind ik een van de meest essentiële dingen. Ik heb stilte en concentratieruimte nodig om goed te kunnen werken. Als ik in mijn eerste huurhuis in Den Haag ’s avonds aan mijn schrijfmachine zat te werken, bonsden de onderburen naar boven: ‘Dolf, kun je als-je-blieft ophouden met dat getik.’
Ik heb altijd gekeken of ik iets buiten kon vinden en heb er nooit spijt van gehad dat ik de stad uit gegaan ben. Tot niet lang geleden hadden Gerard en ik een prachtig huis uit 1925 in de bossen, met een grote tuin. Een kruipdeur-, sluipdeurhuis, met een zwembad. We hebben daar eenendertig jaar heerlijk gewoond. Maar toen Gerard meer last kreeg van zijn heup ging het niet meer en zijn we hiernaartoe verhuisd. We zijn hier heel gelukkig en het is perfect voor iemand met een rollator. Zie je die lelijke kachel? Die stond in de kamer en nu in deze fijne werkkamer. Het is een vreselijk kitschding, maar ik ben er dol op.
Kon je niet aarden in de stad?
In Den Haag wel. In Amsterdam niet. Ik heb in de onstuimige tijd na de oorlog een periode in Amsterdam gewoond, op de Prinsengracht. In een hoog, gehorig kamertje. Dat heb ik een klein jaar gered. Het was daar een soort Sodom en Gomorra in die tijd. Niemand had geld. Soms kwamen er jongetjes die erg verwend waren door hun moeder met koffertjes vol eten thuis na het weekend. Die werden bestormd!
Ik kon overleven doordat er een vent in de Berlagebeurs kinderverhalen zocht over jam. Ik ben ernaartoe gegaan met een verhaaltje. De man las het, gaf me er 15 gulden voor, en zei: ‘Volgende week weer.’ Dat was mijn bestaan. Maar uiteindelijk kon ik me niet handhaven in Amsterdam. Op een gegeven moment hebben vrienden me naar Den Haag gehaald. Daar ben ik echt begonnen met schrijven. Of begonnen? Ik heb altijd geschreven, maar daar startte de ontwikkeling van wat ik de rest van mijn leven heb gedaan.
Kon je ervan leven?
Ik kreeg goede kritieken op In los verband, een dichtbundel met tekeningen van Willy Rieser en Miep de Leeuwe, maar ik moest er zeker nog bij werken. Ik had baantjes: in de Bijenkorf, in een boekwinkel, maar dat lukte helemaal niet. Meneer Pad, de ontzettend aardige baas van die boekenwinkel, zei: ‘Ik sta versteld. Je leest alles en als je vertelt over boeken hangen de mensen aan je lippen, maar ze kopen het niet terwijl je collega, juffrouw Van As, niks leest en alles verkoopt.’ Geen idee hoe dat kwam. Of misschien weet ik het eigenlijk wel. Ik kan heel goed kopen, maar verkopen kan ik het niet. Op het moment dat ik iets verkopen wil, krijgt het in mijn handen iets van waardevermindering, durf ik niet meer. Dat zal het wel zijn.
Wat was het omslagpunt?
Door de goede kritieken kreeg ik een uitnodiging voor Oefening Kweekt Kennis, een heel oud leesgezelschap. Ik kwam aan tafel met meneer Kingmans, een aardige meneer die zei: ‘Verroen, Verroen, die naam zegt me wat… Heb je weleens wat gepubliceerd?’ Ik vertelde hem over de dichtbundel en hij zei dat hij de uitgever van Leopold was. Met gedichten hoefde ik bij hem niet aan te komen, maar als ik een roman af had dan hoorde hij het wel een keer. Dan hoor hij het wel een keer? Ik heb het manuscript van Van eeuwigheid tot amen in een envelop gedaan, ben op de fiets gesprongen en heb het bij Leopold, tegenover paleis Noordeinde, in de bus gedaan. Om twaalf uur ’s ochtends kreeg ik een telefoontje, om drie uur had ik een contract en drie maanden later was het ‘Het boek van de maand’ van De Groene. Wat later werd ik samen met Harry Mulisch genomineerd voor de Stadsprijs van Amsterdam en nog later kreeg ik er een reisbeurs voor.
Voor meneer Kingmans telde dat allemaal niet echt. ‘Het gaat om het volgende boek,’ zei hij.
Maar dat bleek nog niet zo makkelijk.
Waarom niet?
Ik was toen nog getrouwd en er waren veel huwelijksproblemen. Het boek dat ik daarover schreef ging nog wel. Daarna verscheen Onderdak, een boek met allemaal beginnen van romans waarin ik was blijven steken, maar toen het volgende boek moest komen, had ik een probleem. Ik had het gevoel alsof ik uit een grote leegte moest putten.
Ik weet nog dat ik naar Ben van Eysselsteijn ben gegaan om hem om raad te vragen. Hij was niet alleen de voorzitter van Oefening Kweekt Kennis, maar ook een heel gezien auteur en criticus. Ik kwam in een prachtige kamer, met boeken rondom, een gebeeldhouwd bureau in het midden. Ik voelde me steeds kleiner worden ofschoon het een heel vriendelijke man was. Ik zei: ‘Ben, ik heb zo’n groot probleem. Ik heb een tuinhuisje waarin ik schrijf, dus ik word door niemand gehinderd, maar ik schrijf soms maar één zin per dag.’ Hij keek me aan en zei: ‘Maar Dolf, dan is het pas kunst.’
Daar begreep ik niets van. Hij was een heel artificiële man, ik ben dat niet. Ik ben een ambachtsman. Ik probeer een goed verhaal te schrijven, ik voel me geen kunstenaar.
Ik ben met dat advies naar huis gegaan, maar het hielp niet. Ik heb jaren getobd met die leegheid in me. Tot ik op een nacht wakker werd en zinnen wist voor een boek voor kinderen. Ik ben opgestaan, heb mijn pen gepakt en ben het op gaan schrijven Het was alsof er een stroom in me binnenkwam. Ik wist ineens het thema, ik wist alles. Toen heb ik gezegd: Ik schrijf nooit meer voor volwassenen.
Ben je op zoek gegaan naar de oorzaak van die leegte?
Het heeft me jarenlang beziggehouden. Wat was het? Hoe kwam het? Helaas ben ik in die tijd nooit in therapie geweest. Ik vind dat ieder mens dat eigenlijk zou moeten doen, maar ik dacht: ik los het zelf wel op. In zekere zin is dat me gelukt, maar toch, ik weet niet wat ik daardoor heb gemist. Die leegte heeft me misschien wel langer dan nodig gekweld.
Ben je erachter gekomen wat het was?
Ik heb altijd geschreven en ik heb altijd geweten dat ik jongens leuker vond dan meisjes. Pas kort geleden drong het tot me door dat ik ben opgegroeid in een wereld waarin ik me als homojongen een totale buitenstaander voelde. Ik heb jarenlang het gevoel gehad dat ik eigenlijk niet mocht bestaan. Niemand wist wie ik werkelijk was. Dat is heel eng eigenlijk.
Zo eng dat je trouwde met een vrouw?
Door de schrijver en mijn goede vriend Rico Bulthuis ontmoette ik een vrouw. Ik had toen een mislopende, stiekeme affaire met ene Gerard. Daar durfde ik met niemand over te praten, behalve met haar. Zo is het gekomen, het huwelijk. Zij wist overal van.
Het was geen goed huwelijk. Wat we niet hadden kunnen voorzien, was dat onze karakters en onze bedoelingen in het leven totaal anders waren. Toen we allebei wilden uitvliegen botste dat en werd het een akelige affaire. We zijn nog heel lang getrouwd geweest, nog wel tien jaar. Met vreselijke toestanden.
Je hebt als jongetje tegen je ouders nooit iets gezegd over je liefde voor jongens?
Nee. Pas een jaar of tien geleden ben ik meer te weten gekomen over de houding van mijn ouders. Ik had het erover met een nichtje van me dat twee jaar ouder is dan ik en vertelde haar dat ik het er erg moeilijk mee had gehad en dat ik me zo alleen had gevoeld. Zij vertelde me dat mijn ouders het gewoon wisten. Dat ze er een keer een grapje over had gemaakt en dat mijn moeder had gezegd dat ze dat soort dingen niet wilde horen in haar huis.
Wat waren je ouders voor mensen?
Ik had een leuke, onstuimige moeder en een vader waarvan je nu zou zeggen: die moet de praatgroep in. Ons huis was een matriarchaat. Mijn moeder bepaalde alles. Ze was een lelijk meisje, dat kan ik nu wel zeggen, maar ze had wel een heel aardig gezicht. Mijn vader was een beauty. Ik zei om te plagen altijd: een Italiaanse ijsverkoper.
Mijn ouders ontmoetten elkaar in Delft en waren op slag verliefd op elkaar. Hoewel mijn moeder ook nog eens een heel stuk ouder was dan mijn vader, iets van acht of negen jaar. Ze zijn heel snel getrouwd. Mijn moeder was tolerant naar mijn vader en mijn vader gaf mijn moeder alle kansen. Ik denk dat ze een goed huwelijk hadden.
Jij werd hun oudste zoon…
Ze konden tien jaar lang geen kinderen krijgen. Ze hadden er genoegen mee genomen. Mijn moeder had twee keer een – wat je in de volksmond noemt – vleesboom gehad. De derde keer zou ze met mijn vader op een lange vakantie gaan. De dokter zei: ‘We weten wat het is, dan komt u daarna maar.’ Mijn moeder dacht er niet meer aan tot een vriendin zei: ‘Je ziet er zo raar uit. Wij maken ons ongerust.’ Mijn moeder ook. Ze had een raar vreemd gevoel in haar buik. Ze ging eind oktober terug naar haar huisarts en eind november ben ik geboren.
Toen ik er eenmaal was ben ik opgevoed als le petit prince. De grond was te koud voor mij toen ik eenmaal ging lopen. Toch geloof ik dat ze niet goed was in bescherming. Ik ben bang dat ik mij erg onveilig heb gevoeld. Ik heb nooit veel zelfvertrouwen gehad.
Kun je iets meer vertellen over je moeder?
Zij was een uitzonderlijke vrouw. Haar ouders stierven allebei jong en mijn moeder bleef met twee broers over. Ze konden het goed vinden samen. Door die omstandigheden kreeg mijn moeder al vroeg oog voor maatschappelijke onrechtvaardigheden. Ze zag de armoede, de achterstelling van vrouwen. Ze werd lid van de SDAP (voorloper van de PvdA) en demonstreerde voor het vrouwenkiesrecht. Ze was fel en kwam altijd voor haar mening uit. Ze heeft haar lidmaatschap trouwens opgezegd toen de PvdA voor de politionele actie was. ‘Nu worden wij zelf bezetters,’ zei ze. ‘Daar doe ik niet aan mee.’
Zodra de oorlog uitbrak, stonden mijn ouders aan de goede kant. De meeste mensen werden pas anti-Duits toen er geen eten meer was, maar vooral mijn moeder was anti-Duits omdat ze ons land bezet hadden. Wij hadden ook voortdurend onderduikers in huis.
En je vader?
Mijn grootmoeder was een klein handig wijffie. Ze was al gescheiden voor mijn vader werd geboren. Ze had geld van zichzelf maar was bang dat het niet toereikend zou zijn tot aan haar dood en werd verloskundige, vroedvrouw. Een warm beroep, maar ze heeft mijn vader een onbarmhartige opvoeding gegeven. Eerst met een huishoudster die hem sloeg en daarna heeft ze hem op kostschool gedaan. Mijn vader was een depressieve man. Ik ben er later achter gekomen dat hij vroeger een paar keer een poging tot zelfmoord heeft gedaan.
De band met mijn vader is nooit goed geweest. Dat kan ik het best verbeelden aan de hand van zijn overlijden. Ik ging bij hem langs en zag dat hij zou sterven. Ik geloof dat je dat ziet bij de mensen van wie je houdt. De dokter dacht dat het meeviel, maar ik wist het zeker. Ik heb mijn broer gebeld en mijn vader vastgehouden tot hij er was. Toen mijn broer binnenkwam veerde mijn vader op, hij stootte me bijna van zich af, omhelsde mijn broer en ging dood. En weet je, ik was er trots op. Het was voor het eerst dat hij eerlijk was. Ik heb daar geen verdriet over gehad.
Wel over de mislukte relatie. Ik heb me lang erg schuldig gevoeld naar allebei mijn ouders, daar heeft mijn halve leven uit bestaan.
Hoe bedoel je dat?
Ik was niet zo fel, niet zo goed als mijn moeder. Ik zei dingen niet. Met de bevrijding zei mijn vader: ‘Dolf, het is feest, ga maar naar buiten.’ Het was vreselijk. Al die ‘keurige’ mensen stortten zich op iedereen waarvan ze dachten dat ze iets misdaan hadden. Op een manier… Ik weet nog dat ik dacht: nu begint er weer een oorlog. Mijn moeder zou daarin gesprongen zijn, maar die lag zwaar ondervoed in bed. Ik zag het en ik deed niks.
En tegenover mijn vader heb ik me altijd een slechte zoon gevoeld. Ik heb lang gedacht dat dat kwam omdat ik niet kon voldoen aan zijn hoge verwachtingen. Tegenwoordig denk ik dat de verhouding verstoord is door andere dan maatschappelijke gronden. Misschien had hij zelf wel latente homoseksuele gevoelens. Dat past bij deze man, maar weten doe ik het natuurlijk niet. Misschien is het wel wishful thinking.
Is dat schuldgevoel ook een aanleiding geweest voor de leegte?
De leegte kwam voort uit de eenzaamheid die ik voelde in mijn jeugd, het gevoel dat ik er niet mocht zijn, maar ook uit dat schuldgevoel. Schuldgevoelens zijn onmogelijk. Je kunt er niks mee. En toch is bijna iedereen er op een bepaalde manier mee behept. Er is een aanleiding voor, maar welke? Dat ligt verborgen in en voor jezelf.
Waardoor is het beter geworden?
Er is iets sterk in me veranderd op een gegeven moment. Dat komt ook door mijn partner Gerard. Hij is twintig jaar jonger dan ik en heeft veel minder moeite met zijn homoseksualiteit gehad. Zijn ouders hebben er bijvoorbeeld ook helemaal geen problemen mee. Daar heb ik veel van geleerd.
Je innerlijke constructie behoud je. Dat is een spinnenweb, gevormd door alles wat in je leven is gebeurd. Door wat je ervaren hebt, door hoe je benaderd bent, noem maar op. Je kunt daartegen vechten óf je kunt het accepteren. Ik denk dat ik eindelijk genoegen heb genomen met mezelf zoals ik ben. Dat heeft alles veranderd.
Gerard zei laatst tegen me: ‘Vroeger reageerde je als een kind van zes, nu als een kind van tien.’ Het wordt dus steeds beter.
Heeft het schrijven daarbij een rol gespeeld?
Het schrijven heeft ontzettend veel met me gedaan. Alles eigenlijk. Ik heb mijn hele bestaan aan mijn schrijversleven te danken. Het heeft me bevrijd, zeker het schrijven van kinderboeken. Ik weet niet hoe, maar het vulde de leegte. Het begon met Sjoe en Piet. Dat is het boek waar ik van droomde.
Ik heb nooit over andere kinderen geschreven, altijd alleen maar over mezelf, over mijn gevoelens. Ik kon me ontzettend goed in mijn personages verplaatsen. Of niet eens verplaatsen; ik wás die kinderen gewoon. Ik was zelf de bron waar ik uit putte.
Je zegt dat je niet goed bij je gevoelens kunt, maar je bént je personages en je boeken schuwen die gevoelens juist niet…
Mensen zeggen vaak dat kinderen meer gevoel voor humor hebben dan grote mensen, maar dat is niet waar. Ze hebben wel wat anders: gevoel voor absurditeit. Dat komt doordat je als kind op een absurde manier in het leven staat en tegen al die grote mensen aankijkt. Dat deel ik erg met hen en ik heb gevoelens in mijn boeken aan de hand van die absurditeit beschreven.
Een schrijver moet authentiek zijn. Hij moet voldoen aan wie hij is. Ik voel me thuis bij absurditeit. Het zou een vlucht kunnen zijn, maar het is wel iets wat bij kindergevoel hoort. Er zijn weinig schrijvers die dat hebben. Roald Dahl natuurlijk en bij ons Rindert Kromhout.
En daarnaast deel ik gevoelens van machteloosheid met kinderen. Zij zijn altijd in een situatie van machteloosheid, moeten zich altijd aanpassen aan en luisteren naar volwassenen. Zij kunnen daar erg boos om worden. Dat had ik ook. Ik had heel veel agressie in me. O, ik kon zo boos worden… Die boosheid kwam altijd voort uit machteloosheid. Daar zijn veel verhalen uit ontstaan.
Je vertelde net dat de absurditeit een vlucht zou kunnen zijn. Was het schrijven over kinderen een manier om dingen een plek te geven?
Dat vraag ik me in deze fase van mijn leven weleens af. Was het voor mij een manier om te ontvluchten? Een manier om aan mezelf te ontkomen?
Ik weet het niet zeker. Ik weet wel dat de behoefte om kinderboeken te schrijven verdwenen is sinds ik de leegte heb verklaard. Ik ben nu aan het laatste kinderboek van mijn leven bezig. Ik houd ermee op. De drang is weg. Ik heb er goed van kunnen leven, ik heb er heel veel goede vrienden aan overgehouden, maar ik voel dat het na dit boek voorbij is.
Dat laatste boek wordt niet zomaar een boek, het wordt het Kinderboekenweekgeschenk!
Oh, ik ben er zo gelukkig mee. Ik kreeg een mail van Manja, mijn uitgeefster, dat ze met me wilde afspreken bij Seafood in Amsterdam. Ze had iets bijzonders. Je niet druk maken, dacht ik. Het valt altijd tegen. In het restaurant werd ik aan een tafel van zes gezet, ik was de eerste. Ik ben nog verhuisd naar een kleiner tafeltje. En toen kwamen opeens de mensen van CPNB binnen…
Ik heb een boek geschreven over de oorlog. Een verhaal waar ik al heel lang aan denk. Over een vriendschap die verstoord wordt door de opvatting van de ouders. Na de Kinderboekenweek verschijnt het ook in Duitsland. Nederland staat op de Buchmesse centraal.
Het was je laatste kinderboek. En nu?
Genieten van mijn leven, van Gerard, van mijn vrienden. Ik heb altijd vrienden gehad in alle leeftijdsklassen. Vandaar ook dat ik nu, op mijn leeftijd, niet zonder vrienden ben.
En ik ga verder met mijn memoires. Ik heb al heel veel.
Ik ben zevenentachtig. De fase waarin ik leef is bijzonder. Dit laatste stuk leeft iedereen op zijn eigen manier. Groter worden kan ik niet, en anders worden kan ik ook niet. Dat ik mezelf heb aanvaard zoals ik ben, voelt als een verlossing. Ik vind dat ik een heel prettig en gelukkig leven heb.
Lees op de website van Dolf Verroen nog veel meer over hem, over zijn boeken, over zijn brillen en over zijn vrienden.
Tijdens de Kinderboekenweek 2016 (5 t/m 16 oktober) verschijnt het Kinderboekenweekgeschenk van Dolf Verroen. Het Prentenboek van de Kinderboekenweek wordt dit jaar gemaakt door Floor Rieder.
Tip: In februari verscheen Hoe mooi wit ik ben in de boekhandels, met prachtige illustraties van Martijn van der Linden. Het boek won eerder als Slaaf kindje slaaf al vele prijzen.