BOEKWIJZER INTERVIEWT CATHARINA VALCKX (MET WINACTIE ÉN FILMPJE)
Victor, Billy, Drop… Je personages hebben altijd iets liefs, iets vertederends. Dat kan geen toeval zijn.
‘Lief zijn’ vind ik een van onze meest essentiële eigenschappen. En dan bedoel ik niet een klef gebrek aan temperament, maar het hebben van aandacht en begrip voor de ander. Helaas is het tegenwoordig niet meer erg hip om lief te zijn. Het wordt meer gewaardeerd als je bijdehand bent, bijvoorbeeld.
Ze zijn ook altijd ontzettend grappig…
Humor, tja, dat is de zuurstof die alles doet branden!
De combinatie lief én grappig vind ik onweerstaanbaar (ook in het echte leven). Rond mijn vijfentwintigste ontdekte ik het werk van Samuel Beckett, dat was echt een openbaring. Zijn thema is pikzwart: de pijnlijke zinloosheid van het bestaan. Maar hij is een meester in droge, absurde humor. Daar schuilt iets kinderlijks in. Typerend is hoe zijn personages met elkaar omgaan. Ze kibbelen voortdurend, maar hebben ook een ontwapende tederheid voor elkaar.
In de jeugdliteratuur is Arnold Lobel op dat vlak een groot voorbeeld voor me. Zijn teksten hebben poëzie in zich, en een vrolijkheid die ergens een droevig ondertoontje heeft. Dat maakt het zo compleet en troostend.
Lijken je personages op je?
Oeh, lastig. Ik weet het niet. Ja en nee, denk ik.
Ik ben natuurlijk niet meer zo naïef als zij zijn. En ook eenzelviger, helaas. Maar misschien is dat nu juist de reden dat ik deze boeken schrijf. Ik laat zien hoe ik eigenlijk graag zou willen zijn.
Hoe bedoel je dat?
Ik weet niet hoe ik dat moet zeggen zonder te persoonlijk te worden… laten we zeggen dat ik wat minder geremd zou willen zijn, in sociaal opzicht. Maar het gaat er ook om hoe ik zou willen dat de wereld was.
Als kind van de jaren zestig (ER: Catharina werd geboren in 1957) ben ik flink geïmpregneerd met hippie-idealen. Die ben ik nooit meer kwijtgeraakt. Mijn naïeve ideaal is nog steeds dat iedereen uiteindelijk van elkaar gaat houden. Het peace-and-love-gehalte in mijn boeken is dan ook behoorlijk hoog. Het is het soort boeken waar ik zelf als kind behoefte aan gehad zou hebben. Geruststellende verhalen die laten zien dat het allemaal best gezellig kan zijn.
Was het niet zo gezellig in jouw jeugd?
Bij mij thuis wel, op school des te minder.
Toen ik twee jaar oud was, verhuisden mijn ouders naar Frankrijk. We gingen in een dorp vlak bij Parijs wonen. In een huis aan de bosrand, met een grote tuin. Mijn moeder was heel onconventioneel, artistiek en gastvrij. Bij ons mocht alles. Een heel verschil met de kinderen in de buurt. Zij mochten niets; niet schreeuwen, niet vies worden, en ga zo maar door. Het ergste was de school. De pedagogie van het Franse onderwijs in die tijd kun je samenvatten in twee woorden: straf en vernedering. Het contrast met de vrijheid die mijn vier zussen en ik thuis hadden, was gigantisch. Ik was er als kind helemaal niet gerust op dat het allemaal goed met me zou komen in die vijandige wereld.
Verklaart dat de feelgood in je verhalen?
Voor jonge kinderen zal ik inderdaad niet snel een heel triest verhaal schrijven. Ik zal ze ook niet snel opzadelen met milieuproblematiek of andere ellende. Laat kinderen eerst maar eens gaan houden van deze wereld, met al haar diversiteit. Er komt bewust geen echte narigheid voor in mijn boeken. Er zijn wel slechteriken, maar die laat ik niet al te lang de sfeer verpesten. En de verhalen zijn grappig. Lachen geeft altijd een goed gevoel. Ik zie kinderen vaak ontspannen als ik voorlees.
Maar als je jouw boeken dichtslaat, heb je wel meer gekregen dan alleen een fijn verhaal. Snap je wat ik bedoel?
Ik denk het wel. Hoewel het niet bewust gaat, ben ik er inmiddels achter dat er een verborgen boodschap in mijn verhalen schuilt.
Weet je, we proberen allemaal om jonge kinderen te leren hoe ze zich horen te gedragen, wat ze moeten denken. Dat moet ook, dat is civilisatie. Maar toch probeer ik een raampje open te zetten, kinderen te laten zien dat het ook een beetje anders kan. Het gaat om de manier waarop de personages met elkaar omgaan. Ze zijn hartelijk en tolerant. Ze accepteren elkaars verschillen vanzelfsprekend. Maar ze zijn niet perfect. Het zijn geen échte helden. Ook de vriendschappen zijn niet perfect. Het mag met ups en downs gaan. Dat alleen al levert trouwens vaak grappige dialogen en situaties op.
De verhalen gaan vaak over alledaagse dingen, maar hebben toch een (licht poëtische) diepere laag, is dat het streven?
Ik heb altijd een grote bewondering gehad voor minimalisten. Auteurs, filmmakers of schilders die veel bereiken met weinig middelen. Nu vind ik het schrijven voor jonge kinderen op zich al een oefening in minimalisme. Je kunt geen moeilijke abstracties gebruiken, geen toespelingen, geen geavanceerd vocabulaire.
En ik houd van minimale onderwerpen. Ze hebben iets universeels, zijn niet tijd- of cultuurgebonden. Het regent en er komt iemand schuilen, je vind een sok op straat, je geeft een feestje, dat soort dingen. Het voelt voor iedereen vertrouwd aan. Arnold Lobel, ik noemde hem al eerder, is er een meester in. Kikker en Pad harken de herfstbladeren bij elkaar, maar de wind blaast ze weer uiteen (ER: De verrassing, verhalen van Kikker en Pad). Als je daar iets grappigs, iets poëtisch van weet te maken, er een laag aan kunt toevoegen, dan ben je een grote, vind ik.
Volwassenen genieten net zo van je verhalen als kinderen. Ik las dat je ook echt rekening met hen houdt…
Zeker. De prentenboeken die ik maak zijn bedoeld om voor te lezen. Het is pas echt geslaagd als het kind ervan geniet en de voorlezer ook. Dat is precies waarom ik ooit aan dit werk ben begonnen. Toen mijn zoon klein was las ik hem natuurlijk veel voor, en als we een boek in handen kregen dat we allebei geweldig vonden dan gaf dat echt een kik. De uitdaging is om een verhaal zo te schrijven en te illustreren dat een kind er veel plezier aan beleeft, en ik het zelf ook opwindend vind.
Na Victor en Billy betreedt nu Drop het toneel, kun je wat meer over hem vertellen?
Drop is een schattig eendje dat niet meer schattig gevonden wil worden. Hij wil niet meer gereduceerd worden tot het lieve kleine moppie. En dan neemt hij een naïeve beslissing, namelijk om zich totaal asociaal te gaan gedragen. Hij gooit alle remmen los en gaat lustig tegen zijn vrienden tekeer. Bijten, vernielen, beledigen, bevuilen.
Het begon eigenlijk met de ‘stoute’ scenes. Het loslaten van elke ethiek heeft iets komisch en bevrijdends, dat idee triggerde me en leek mij wel humoristische potentie hebben. Wat zou er gebeuren als iemand out of the blue heel gemeen is. Zeker als de boosdoener een schattig klein eendje is.
Het lijkt me best lekker om de sociale codes zo nu en dan eens lekker te laten varen…
Elk kind, of beter: elk mens heeft denk ik wel eens de neiging gemeen te zijn, uit ergernis of jaloezie of gewoon uit baldadigheid. Onze collectieve moraal leert je (gelukkig) om die neiging zo veel mogelijk te onderdrukken. Maar ik wilde toch ook niet dat Drop een echte bad guy werd. Gewoon omdat ik een personage wil waar je op gesteld raakt, waar je je mee wil identificeren. Drop is eigenlijk heel lief. Hij lijdt alleen aan een tijdelijke identiteitscrisis, ha ha! Drop, het stoute eendje is een ode aan het aardig zijn.
boekwijzer
EN DE WINNAARS ZIJN…
Anna Karlijn
Jacobien Agterof
Heidi de Jager
Sturen jullie je adres naar boekwijzer@gmail.com dan komt het boek zo snel mogelijk jullie kant op!
Veel lees- en kijkplezier!